-
1 plaatsnemen
-
2 plaats
1 [punt/gebied op aarde/in de ruimte] place2 [plek op een oppervlak] place5 [juiste plek/ruimte] place6 [stad] town13 [landgoed] place in the country♦voorbeelden:plaats en datum • time and placede plaats van handeling • the scene of the actioneen plaatsje onder de zon • a place in the sunje kunt niet op twee plaatsen tegelijk zijn • one can't be in two places at oncede vaas stond niet op haar plaats • the vase was not in its usual placevan plaats veranderen • change one's place4 een grote/belangrijke plaats innemen (in/op) • occupy a major/an important place (in)zijn plaats afstaan voor • give one's place tois hier nog plaats? • 〈in trein/bioscoop enz.〉 is there a seat free?; 〈 op boot〉 is there a berth free?plaats maken (voor iemand) • make room (for someone)een plaats openlaten (voor) • keep a space (free) (for)zich een plaats veroveren als • establish oneself aszijn plaats niet weten • not know one's placezich ergens op z'n plaats voelen • feel one belongs somewhereop uw plaatsen! klaar, af • on your marks, get set, goiemand op z'n plaats zetten • put someone in his place; 〈 figuurlijk〉 take someone down a peg or two, put someone in his/her proper placeniet op zijn plaats zijn 〈van opmerking e.d.〉 • be out of place, be uncalled forneemt u a.u.b. plaats • please take your seatsiemand naar zijn plaats brengen • show someone to his placetot de laatste plaats bezet • filled to capacity〈 figuurlijk〉 op de eerste plaats komen • come first, take first place¶ voor iets/iemand in de plaats komen • take something/someone's place, replace something/someonein plaats van • instead ofstel je(zelf) in mijn plaats • put yourself in my place -
3 nemen
1 [beetpakken] take2 [in genoemde toestand brengen/laten verkeren] take3 [het genoemde (gaan) doen] take4 [nuttigen] have6 [aanvaarden] take8 [op zijn weg passeren] take9 [op genoemde wijze opvatten] take♦voorbeelden:een kind op de arm nemen • take a baby/child in one's arms〈 figuurlijk〉 neem mijn vader nou • now, take my fathermen neme … • take …in behandeling nemen • start treatingiets op zich nemen • undertake (to do) something; 〈 verantwoordelijkheid〉 take something (up)on oneselfiets ter hand nemen • take something in hand/something upiets tot zich nemen • take somethingvoor zijn rekening nemen • deal with, account foruit elkaar nemen • take apart3 maatregelen nemen • take steps/measuresde moeite nemen om • take the trouble toontslag nemen • resignplaats nemen tussen/in • sit (down)/take a seat between/inwat neem jij? • what are you having?neem nog een koekje • (do) have another biscuiteen krant nemen • take/subscribe to a newspapereen dag vrij nemen • have/take a day offiemand tot man, vrouw nemen • take someone as one's husband/wifedat neem ik niet! • I'm not standing for that!je moet de Engelsen nemen zoals ze zijn • you must take the English the way they are7 de bus nemen • catch/take the/go by buseen taxi nemen • get/take a/go by taxiiemand tot voorbeeld nemen • take someone as an exampleiets niet zo nauw nemen • not bother oneself much about something, not be overparticulariemand (niet) serieus nemen • (not) take someone seriouslyalles bij elkaar genomen • all things consideredstrikt genomen • strictly (speaking)over het geheel genomen • all in alliets ter harte nemen • take something to heart10 〈 religie〉 de Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen • the Lord gave, the Lord hath taken awayiemand het leven nemen • take someone's lifeeen stad nemen • take/capture a city¶ hij nam haar van achteren/met geweld • he took her from behind/by forcewat dacht je? ik neem het er maar eens van • you bet, I'm doing myself proud/I'm helping myself, ( 〈 slang〉 to the goodies)iemand ertussen nemen • pull someone's leghet er (goed) van nemen • live well -
4 kruis
1 [lichaam, figuur; teken voor verenigingen] cross2 [strafpaal] cross5 [figuurlijk] [beproeving] cross6 [rooms-katholiek] [kruisgebaar] (sign of the) cross7 [met betrekking tot munten] head9 [stuit, (van dieren) het hogere deel op de rug] small of the back 〈 van mens〉; croup 〈 van dieren〉♦voorbeelden:een kruis zetten onder een stuk, een stuk tekenen met een kruis • make one's mark/put one's X (on a document)iemand aan het kruis slaan • nail someone to the crossdeze broek is te nauw in het kruis • these trousers are too tight in the crotch7 kruis of munt? • heads or tails?we zullen kruis of munt doen • we'll toss for itdit stuk heeft vier kruisen • this piece is in four sharps -
5 zitten
1 [gezeten zijn] sit2 [zich met een doel ergens bevinden] sit3 [een functie bekleden] be4 [geruime tijd ergens vertoeven; verblijven] be5 [wonen] live6 [zich bevinden in de genoemde toestand] be7 [met betrekking tot een volharden in, gelaten worden op een plaats, in een toestand] 〈 zie voorbeelden〉8 [met betrekking tot zaken, zich bevinden, bevestigd zijn] be9 [met betrekking tot kleding] fit10 [gevuld, bedekt zijn met] be12 [met onbepaalde wijs] [bezig zijn met] be (… -ing), sit (… -ing)♦voorbeelden:1 blijf zitten • stay sitting (down), remain seatedgaan zitten • sit down, take a seat〈 figuurlijk〉 er eens voor gaan zitten • 〈 ter hand nemen〉 get (right) down to something/business; 〈 omstandig gaan vertellen〉 launch into one's storyzit je goed/lekker? • are you comfortable?aan de koffie zitten • be having coffeebij welke groep zit jij? • which group are you in?Jones zit in een vergadering • Jones is at a meeting3 in het bestuur zitten • be/serve on the boardop een kantoor zitten • be/work in an officewaar zit hij toch? • where can he be?nog in de kleine kinderen zitten • still have young children (on one's hands)hij zit in de amusementswereld/olie-industrie • he is in entertainment/oilwij zitten nog midden in de examens • we are still in the middle of the examsmet een gebroken been zitten • have a broken legop zware lasten zitten • have heavy expenseszonder werk/benzine zitten • be out of work/petrol(bijna) zonder geld zitten • have run short of moneyhij zit erover in dat hij zijn auto moet verkopen • he's upset about having to sell his car7 〈 figuurlijk〉 die weduwe bleef met twee kinderen zitten • that widow was left with two children (on her hands)op school blijven zitten • stay down a classer is iets tussen mijn tanden blijven zitten • something has (got) stuck between my teeth〈 figuurlijk〉 hij liet het er niet bij zitten • 〈 niet over zijn kant laten gaan〉 he didn't take it lying down; 〈 erover blijven zeuren〉 he wouldn't leave it alonedaar zitten we dan! • now we're in a messmet een probleem zitten • have a problemhoe zit het (dan) met …? • what about … (then)?het blijft niet zitten • it won't stay putlaat maar zitten • keep the changedat zit • that will holdhoe zit dat in elkaar? • how does it (all) fit together?; 〈 figuurlijk ook〉 how does that work?〈 figuurlijk〉 hem hebben zitten • 〈 uit zijn humeur zijn〉 be in a bad mood; 〈 dronken zijn〉 have had (a drop) too much〈 figuurlijk〉 daar zit het 'm in • that makes all the difference; 〈 daar gaat het juist om〉 that's the whole point〈 figuurlijk〉 er zit iets achter • 〈 ook〉 there's more to it (than meets the eye); 〈 verborgen moeilijkheid〉 there must be a catch to it〈 figuurlijk〉 er zat niets anders op dan toe te geven • there was nothing (else) for it but to give in〈 figuurlijk〉 wat zit er anders op? • what else is there to do?het zit los/scheef • it is loose/crooked〈 figuurlijk〉 alles zit hem mee/tegen • everything is going his way/against himzit het goed vast? • is it well secured?〈 figuurlijk〉 waar zit het hem in? • 〈 wat is de moeilijkheid〉 what's the problem?; 〈 oorzaak〉 what caused/what's causing it?in sla zit vitamine C • lettuce contains vitamin Cer zit onweer in de lucht • a thunderstorm is brewingheb jij geld in zijn zaak zitten? • have you got money in his business?er zit een vlek op je jurk • there is a stain on your dress〈 figuurlijk〉 〈 met een gebaar naar de keel〉 het zit me tot hier • I'm fed up (to the back teeth) with it〈 figuurlijk〉 hoe zit dat? gaan we of blijven we thuis? • what about it now? are we going or are we staying at home?die roman/film zit uitstekend in elkaar • that novel/film is beautifully constructed〈 figuurlijk〉 weet jij, hoe de zaak precies in elkaar zit? • do you know all the ins and outs of the matter?ergens vol mee zitten • be full of somethingonder de modder/luizen/schulden zitten • be covered with mud/lice, be (up to one's ears) in debt12 we zitten te eten • we are having dinner/lunchze zit daar maar te piekeren • she just sits there broodinghij zit te springen om naar huis te gaan • he can't wait to go homein zijn eentje zitten zingen/drinken • sit singing to oneself, be a lone drinkerzitten te zitten • hang/sit aroundhet zit er aan te komen • it's on its wayop tekenles zitten • be taking drawing lessonsop water en brood zitten • be (kept) on bread and waterwegens diefstal zitten • do time for thefthij zit overal aan • he cannot leave anything aloneachter de meisjes aan zitten • chase ((around) after) girlsdaar zit een vrouw achter • there is a woman involvedde zomer zit er weer op • the summer's over againmijn taak zit er weer op • that's my job out of the wayhet zit erop • that's that (done)wie heeft er aan mijn recorder gezeten? • who has been at/ 〈 ernstiger〉tampering with my cassette-player?〈 figuurlijk〉 achter iemand/iets aan zitten • pursue someone/something; 〈 proberen relatie aan te knopen〉 be after someone; 〈 volgen〉 follow someoneer zit een actrice in haar • she has the makings of an actress (in her)ze zit goed in de kleren • she is well off for clothesdeze auto zit al gauw op 120 km • this car does 120 km fairly easily -
6 vestigen
1 [richten] direct, focus3 [gaan wonen] settle♦voorbeelden:ik heb mijn hoop op jou gevestigd • I'm putting (all) my hopes in you2 deze zaak is in 1860 gevestigd • this business was founded/established in 18603 zich ergens vestigen • establish oneself, settle somewhere, take up one's residence/abode somewherede maatschappij is in A. gevestigd • the company has its seat/ 〈 juridisch〉is domiciled in A.zich vestigen als aannemer • set up as/establish business as a contractor -
7 vrij
vrij1〈de〉♦voorbeelden:————————vrij2♦voorbeelden:een etage met vrije opgang • a self-contained flatde wind heeft daar vrij spel • the place is exposed to the windeen vrij uitzicht hebben • have a clear/an open viewhet vrije veld • the open fieldde weg is vrij • the road is clearzich vrij kunnen bewegen • free to do as one likeszij zijn vrij in hun keuze • they have freedom of choicevrij naar Shakespeare • adapted/freely rendered from Shakespeare2 een huis vrij op naam kopen • purchase a house where the vendor pays the legal/transfer costsII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [in vrijheid, onafhankelijk] free3 [zonder taak] free♦voorbeelden:de vrije sector • the free sectorweer op vrije voeten zijn • be outside againvrij van zorgen • carefree, without a care in the world2 die wc is vrij • that lavatory/toilet is free/vacant/unoccupiedde handen vrij hebben • have a free hand/one's hands freeeen stoel vrij houden • reserve a seatmag ik zo vrij zijn? • may I be so bold?♦voorbeelden:1 dit artikel is vrij lang • this article is quite/fairly/pretty longhet komt vrij vaak voor • it occurs quite/fairly often, it's not uncommon
См. также в других словарях:
seat oneself or be seated — sit down. → seat … English new terms dictionary
seat — ► NOUN 1) a thing made or used for sitting on. 2) the horizontal part of a chair. 3) a sitting place for a passenger in a vehicle or for a member of an audience. 4) a person s buttocks. 5) chiefly Brit. a place in an elected parliament or council … English terms dictionary
seat — noun 1》 a thing made or used for sitting on, such as a chair or stool. ↘the roughly horizontal part of a chair. ↘a sitting place for a passenger in a vehicle or for a member of an audience. 2》 a person s buttocks. ↘a manner of sitting … English new terms dictionary
seat — n 1. chair, couch, sofa, bench, settle, stool, hassock; bleacher, grandstand seat, pew, box, loge, stall; cushion, pillow, squab, Oriental. musnud; saddle. See also bench, chair, sofa, stool. 2. throne, cathedra, seat of authority, seat of state; … A Note on the Style of the synonym finder
park oneself — informal park yourself there and we ll be with you in a moment Syn: sit down, seat oneself, settle (oneself), install oneself; informal plunk oneself … Thesaurus of popular words
park oneself — (informal) SIT DOWN, seat oneself, settle (oneself), install oneself; informal plonk oneself. → park … Useful english dictionary
bring oneself to do smth — (from Idioms in Speech) to get oneself to do something, to make oneself do something I could not bring myself to tell him that I had not seen Jean for the past four days. (A. Cronin) With a considerable effort, he brought himself to look the… … Idioms and examples
impose oneself — FORCE ONESELF, foist oneself; control, take charge of; informal call the shots/tune, be in the driving seat, be in the saddle, run the show. → impose … Useful english dictionary
sit oneself — take a seat, sit down … English contemporary dictionary
take a back seat — abstain from being in a chief position, permit oneself to be a secondary factor … English contemporary dictionary
seating — seat ► NOUN 1) a thing made or used for sitting on. 2) the horizontal part of a chair. 3) a sitting place for a passenger in a vehicle or for a member of an audience. 4) a person s buttocks. 5) chiefly Brit. a place in an elected parliament or… … English terms dictionary